Gepubliceerd op

WBTR – Nieuwe mogelijkheden voor governance bij verenigingen en stichtingen (deel 2)

Op 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in. Deze wet wijzigt het rechtspersonenrecht, met name voor verenigingen en stichtingen. Wat verandert er precies met de komst van de WBTR? Mr. Niek Heessels bespreekt de belangrijkste wijzigingen per onderwerp in drie verschillende blogs en voorziet deze van enkele praktische tips. In deze blog leest u hoe het zit met de nieuwe mogelijkheden voor governance bij verenigingen en stichtingen.

Toezichthouders

Voor de vereniging en stichting wordt met de WBTR de mogelijkheid tot het instellen van een raad van commissarissen (ook wel Raad van Toezicht genoemd) in de wet verankerd. In de statuten zal de keuze voor een raad van commissarissen moeten worden vastgelegd.

  • Een lid van de raad van commissarissen kan enkel een natuurlijk persoon zijn. Het is dus niet mogelijk dat een BV commissaris wordt.
  • Het instellen van een raad van commissarissen is onverplicht. Let op, bij specifieke sectoren kan het op grond van sectorale wetgeving toch verplicht zijn, zoals in de zorg, het onderwijs of bij woningcorporaties (voor de zorg art. 6.1 lid 1 onder a Uitvoeringsbesluit WTZi (binnenkort in art. 6 Uitvoeringsbesluit Wtza), voor het onderwijs afhankelijk van het soort onderwijs (bijvoorbeeld primair- voortgezet- of hoger onderwijs), voor woningcorporaties art. 30 lid 1 Woningwet).
  • Aan de raad van commissarissen kunnen bijzondere taken en bevoegdheden worden toegekend, zoals het goedkeuren van bepaalde besluiten.
  • De commissarissen van een vereniging hebben een raadgevende stem in de algemene ledenvergadering.

De leden van de raad van commissarissen hebben recht op informatie van het bestuur om hun toezichthoudende taak uit te oefenen.

  • Het bestuur moet de commissarissen tijdig de informatie verschaffen die noodzakelijk is voor het uitoefenen van de taak van de commissarissen;
  • Een keer per jaar moet het bestuur de raad van commissarissen schriftelijk informeren over:
    • de hooflijnen van het strategisch beleid;
    • van de algemene en financiële risico’s;
    • en van de gebruikte beheers- en controlesystemen.

One-tier board voor verenigingen en stichtingen

Een one-tier board is een bestuursmodel waar het bestuur uit uitvoerende- en niet-uitvoerende bestuurders bestaat. De uitvoerende bestuurders houden zich bezig met de dagelijkse gang van zaken binnen de rechtspersoon en de niet-uitvoerende bestuurders houden toezicht. Met de WBTR ontstaat de wettelijke basis voor verenigingen en stichtingen voor het hanteren van een one-tier board.

Waarom nu het gebruiken van een one-tier board?

  • In plaats van toezicht aan een specifiek orgaan van de vennootschap toebedelen (veelal de Raad van Commissarissen), kan worden gekozen voor het one-tier board. Bij het one-tier board zullen alle bestuurders (uitvoerend en niet-uitvoerend) sneller op de hoogte zijn van wat er speelt;
  • Voor kleinere organisatieverbanden kan het lastig zijn een Raad van Commissarissen te vinden en te vormen waarbij een one-tier board uitkomst biedt;
  • De niet-uitvoerend bestuurders kunnen direct tegenwicht bieden.

De keuze voor een one-tier board moet in de statuten worden vastgelegd.

Voor het gebruik van de one-tier board is geen overgangsrecht opgenomen. Let wel op dat kan voorkomen dat het bestuur van een bestaande vereniging of stichting als one-tier board kwalificeert. Dit kan het geval zijn indien bij de statutaire bestuurders onderscheid tussen dagelijks- en algemeen bestuur wordt gemaakt.

Let op, de inwerkingtreding van de wettelijke grondslag voor de one-tier board is bij besluit van 18 juni 2021 tot nader orde uitgesteld.

Belet en ontstentenis

De statuten van verenigingen en stichtingen moeten voorzien in een regeling voor het geval dat álle bestuurders zijn getroffen door belet of ontstentenis. De statuten mogen voorzien, dus onverplicht, in een regeling voor het geval een deel van de bestuurders is getroffen door belet of ontstentenis.

Van belet is in principe sprake als een bestuurder zijn/haar taak tijdelijk niet kan uitvoeren, bijvoorbeeld door ziekte of schorsing. In de statuten kan worden uitgewerkt wat onder belet valt. Van ontstentenis is sprake als de positie niet meer wordt vervuld, dus bij ontslag of aftreden.

Bij de eerstvolgende statutenwijziging moeten de statuten worden aangepast conform de regels omtrent belet en ontstentenis.