Gepubliceerd op

Wat staat er op de arbeidsrechtelijke agenda voor 2019?

Wat staat er op de arbeidsrechtelijke agenda voor 2019? Onderstaand een vooruitblik zodat u weer up-to-date het nieuwe jaar ingaat.

Maatregelen 2019

  • Verhoging wettelijk minimumloon: het wettelijk brutominimumloon (WML) voor werknemers van 22 jaar en ouder bij een volledig dienstverband wordt vanaf 1 januari 2019 € 1.615,80 bruto per maand.
  • AOW: de AOW-leeftijd stijgt met 4 maanden naar 66 jaar en 4 maanden. De bruto AOW gaat per 1 januari 2019 met ongeveer 1,3% omhoog.
  • 30%-regeling: de maximale looptijd van de 30%-regeling wordt met 3 jaar verkort van maximaal 8 jaar tot maximaal 5 jaar.
  • De maximale transitievergoeding: gaat per 1 januari 2019 van € 79.000,– naar € 81.000,– bruto, uiteraard wederom tenzij een jaarsalaris hoger is.
  • Over- en meerwerk: per 1 januari 2019 is een tijd-voor-tijdregeling alleen nog maar toegestaan als voor elk gewerkt uur minimaal het wettelijk minimumloon wordt betaald. Afwijking bij CAO is toegestaan. Overwerk moet voor 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar zijn gecompenseerd.
  • Pleegzorg- en adoptieverlof: dit wordt per 1 januari 2019 van 4 weken met 2 weken verlengd tot 6 weken. Gedurende het verlof, dat voor beide ouders geldt, wordt een UWV-uitkering verstrekt ter hoogte van het (maximum) dagloon.
  • Vaderschapsverlof: partners hadden aanspraak op 2 dagen betaald kraamverlof. In 2019 wordt dit verlof uitgebreid naar 5 dagen betaald verlof. Hiernaast kunnen partners vanaf 1 juli 2020 in het eerste half jaar na de geboorte nog eens 5 weken aanvullend (vaderschaps)verlof opnemen. Zij hebben dan recht op een uitkering van het UWV.
  • De Wet affectieschade gaat in op 1 januari 2019. Overlijdt iemand of loopt iemand ernstig blijvend letsel op door een gebeurtenis waarvoor de werkgever aansprakelijk is dan hebben de naasten recht op een vergoeding. De automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen gaat per 1 januari 2019 van start. Afkoop van een klein pensioen is niet meer mogelijk. Pensioenuitvoerders dragen zoveel mogelijk kleine pensioenen over aan de pensioenuitvoerder waar op dat moment pensioen wordt opgebouwd.
  • Topfunctionarissen in de (semi-)publieke sector mogen vanaf 1 januari 2019 niet meer verdienen dan € 194.000,–.
  • Verlaging loonbelasting: als gevolg van de tariefaanpassingen in de loon- en inkomstenbelasting ontstaat vanaf 2021 een tweeschijvenstelsel met een basistarief van 37,05% en een toptarief van 49,5%. In 2019 wordt de eerste stap gezet door een verlaging van de tarieven in de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting. Het tarief in de eerste schijf stijgt juist iets. Verder heeft het Kabinet besloten om het beginpunt van de hoogste tariefschrijf de komende jaren te ‘bevriezen’ op € 68.507,–. Als gevolg daarvan zullen belastingplichtigen relatief sneller in de hoogste schrijf vallen, waardoor de belastingopbrengst zal stijgen.
  • Lage BTW-tarief gaat omhoog per 1 januari 2019 van 6% naar 9%.
  • Voor elektrische auto’s die duurder zijn dan € 50.000,–, gaat een gedeeltelijke bijtelling gelden van 22% . Elektrische auto’s onder deze catalogusprijs houden nog de lage bijtelling van 4%, maar over een meer bedrag moet vanaf 1 januari 2019 voortaan 22% worden bijgeteld. Vanaf 2021 vervalt al het fiscaal voordeel en moet ook voor elektrische auto’s over de gehele cataloguswaarde 22% worden bijgeteld.
  • Versterking positie werknemers bij inspraak over beloning van topbestuurders: op 1 januari 2019 voorziet de wet in een plicht van grote ondernemingen om jaarlijks de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken, inclusief die van het bestuur, te bespreken in een overlegvergadering met de ondernemingsraad.
  • Meldplicht: de notificatieplicht die buitenlandse dienstverrichters verplicht om in Nederland een melding te doen als zij hier werken met gedetacheerde werknemers, treedt niet – zoals de bedoeling was – op 1 januari 2019 in werking, maar op z’n vroegst op 1 april 2019.
  • Overbruggingsregeling transitievergoeding: Minister Koolmees van SZW is voornemens om de tijdelijke overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers te versoepelen. Op grond van de huidige regeling mogen werkgevers met minder dan 25 werknemers bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden die het gevolg zijn van een slechte financiële situatie bij de berekening van de transitievergoeding de arbeidsmaanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 buiten beschouwing laten waarbij onder een slechte financiële situatie wordt verstaan dat in de laatste drie boekjaren een negatief netto resultaat is behaald, in het laatste boekjaar het eigen vermogen negatief is geweest, en de waarde van de vlottende activa over het laatste jaar kleiner was dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar. De Minister is voornemens de voorwaarde zodanig te wijzigen dat wordt uitgegaan van een gemiddeld negatief resultaat over de drie boekjaren tezamen. Hij is ook voornemens het tweede criterium te verruimen en wel zodanig dat in plaats van een negatief eigen vermogen een solvabiliteit van ten hoogste 15% voorwaardelijk wordt om voor de overbruggingsregeling in aanmerking te komen.

(Verwachte) maatregelen na 2019

  • De Wet transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden/langdurige arbeidsongeschiktheid (juli 2018):
    • compenseert werkgevers vanaf 1 april 2020 voor verstrekte transitievergoedingen aan werknemers van wie de dienstbetrekking is geëindigd na langdurige arbeidsongeschiktheid. De regeling kent terugwerkende kracht tot 1 juli 2015.
    • Vanaf 1 januari 2020 is geen transitievergoeding verschuldigd bij ontslag om bedrijfseconomische redenen als de werknemer op grond van de CAO recht heeft op een voorziening die bijdraagt aan het beperken van werkloosheid, op een redelijke financiële voorziening of op een combinatie daarvan.
  • Gebruik van de fiets van de zaak wordt gestimuleerd. Vanaf 1 januari 2020 kan ermee worden volstaan om 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets bij het inkomen op te tellen. Over de bijtelling wordt vervolgens belasting betaald.
  • Schijnzelfstandigheid, zzp’ers en de Wet DBA: het Kabinet wil het zzp-schap beter regelen. De vervanging van de Wet DBA verloopt echter moeizaam. Minister Koolmees streeft naar een nieuwe wet per 1 januari 2021.
  • Wet Arbeidsmarkt in balans: op 7 november jl. is het wetsvoorstel Wet Arbeidsmarkt in balans naar de Tweede Kamer gestuurd. De bedoeling van de wet is dat werkgevers sneller een vast contract zullen aanbieden en dat werknemers met een tijdelijk contract meer bescherming krijgen. Daartoe worden de volgende maatregelen voorgesteld:
    • Cumulatiegrond ontslag: ontslag wordt makkelijker en ook mogelijk als er sprake is van een optelsom van omstandigheden. Een nieuwe ontslaggrond gaat de mogelijkheid bieden om ontslaggronden te combineren. Dit heeft wel tot gevolg dat de werknemer in dat geval maximaal een halve transitievergoeding extra kan krijgen (bovenop de transitievergoeding) als de cumulatiegrond gebruikt wordt voor het ontslag.
    • Meteen aanspraak transitievergoeding: Werknemers krijgen vanaf de eerste dag van hun dienstverband recht op een transitievergoeding, ook tijdens de proeftijd. Nu geldt dit pas vanaf een dienstverband van 2 jaar.
    • Opbouw transitievergoeding: deze wordt verlaagd bij lange dienstverbanden. Dit wordt voor iedereen 1/3 maandsalaris per gewerkt jaar.
    • WW-premie: deze wordt voor werkgevers voordeliger als ze een werknemer een vaste baan aanbieden in plaats van een tijdelijk contract.
    • Compensatie transitievergoeding bedrijfsbeëindiging: er komt een regeling voor “kleine werkgevers” om de transitievergoeding te verhalen op het UWV als ze hun bedrijf moeten beëindigen wegens pensionering of ziekte.
    • Proeftijd: verlenging van de proeftijd voor werknemers die meteen een vast contract krijgen van 2 maanden naar 5 maanden.
    • Ketenregeling: nu is het mogelijk om aansluitend 3 tijdelijke contracten in 2 jaar aan te gaan. Dit wordt 3 jaar. Ook wordt het mogelijk om de pauze tussen een keten tijdelijke contracten per CAO te verkorten van 6 naar 3 maanden als er sprake is van terugkerend tijdelijk werk dat maximaal negen maanden per jaar kan worden gedaan. Hiernaast komt er een uitzondering op de ketenregeling voor invalkrachten in het primair onderwijs die invallen wegens ziekte.
    • Payroll: werknemers die op payrollbasis werken, krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers die in dienst zijn bij de opdrachtgever. Ook krijgen ze recht op een adequaat pensioen. De definitie van de uitzendovereenkomst wordt niet gewijzigd.
    • Oproepkrachten: er worden maatregelen genomen om verplichte permanente beschikbaarheid van oproepkrachten te voorkomen. Zo moet een werknemer minstens 4 dagen van tevoren worden opgeroepen. Ook houden oproepkrachten recht op loon als het werk minder dan vier dagen van tevoren wordt afgezegd. De termijn van 4 dagen kan bij CAO worden verkort tot 1 dag.
    • Voor de lange termijn wil het Kabinet ook bekijken of de verschillende stelsels van het arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit nog wel aansluiten bij een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Daarom heeft het Kabinet een Commissie ingesteld die zal onderzoeken of ons huidige stelsel nog aansluit op de arbeidsmarkt van de toekomst.
  • Verlichting van de verplichtingen voor loondoorbetaling bij ziekte: het Kabinet is voornemens de knelpunten rondom de loondoorbetaling voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) te verzachten.
  • Intensivering in handhaving en fraudebestrijding: de Inspectie SZW wordt in staat gesteld beter toezicht te houden op het wettelijk minimumloon en intensiever schijnconstructies, onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden en uitbuiting tegen te gaan. Arbeidsmarkt-discriminatie is ontoelaatbaar. Het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie krijgt daarom een vervolg, waarbij onder andere aandacht wordt gegeven aan het bestrijden van discriminatie in sollicitatieprocedures, bij zwangerschap en een stevige handhavende rol voor de inspectie SZW.