Opdrachtnemer moet altijd proactief openheid van zaken verschaffen aan Opdrachtgever over eigen belang bij transactie
Gepubliceerd op

Opdrachtnemer moet altijd proactief openheid van zaken verschaffen aan Opdrachtgever over eigen belang bij transactie

Bij bemiddeling, of het nu gaat om bemiddeling bij vastgoed, sport of andere transacties, staat vertrouwen centraal. Een opdrachtgever moet er te allen tijde op kunnen vertrouwen dat de bemiddelaar eerlijk en volledig open is over zijn eigen belangen bij de transactie. Dit geldt zowel voor directe als indirecte belangen, en proactieve communicatie is daarbij essentieel.

Een makelaar en andere bemiddelaars moeten naar hun opdrachtgever open en eerlijk zijn, indien zij bij een transactie eigen belang hebben naast het belang van hun opdrachtgever. Over de vraag of een bemiddelaar dit altijd proactief moet melden, bestond onduidelijkheid. De Hoge Raad heeft op 26 september 2025 duidelijkheid gegeven; een makelaar of bemiddelaar moet altijd eerlijk zijn richting zijn opdrachtgever en proactief de opdrachtgever informeren over een eigen belang dat de makelaar heeft bij de totstandkoming van de transactie.

De bemiddeling bij de voetbaltransfer van Stefan de Vrij naar Inter

De betreffende zaak bij de Hoge Raad ging over Stefan de Vrij die gebruik maakte van de diensten van SEG bij zijn transfer van Lazio Roma naar Internazionale (โ€œInterโ€).

De Vrij liet zijn belangen door zaakwaarnemer SEG behartigen. Deze zaakwaarnemer begeleidt de voetballer zowel bij de onderhandelingen over een (nieuw) contract met een betaald voetbalclub als bij een eventuele transfer naar een andere club, en daarnaast verricht hij vaak ook de nodige hand- en spandiensten. Meestal wordt zoโ€™n zaakwaarnemer daar vorstelijk voor beloond: hij ontvangt van de voetballer een percentage van diens salaris, en daarnaast ontvangt hij โ€“ bij een transfer โ€“ doorgaans een zeer royale beloning van de voetbalclub waarbij hij โ€˜zijnโ€™ voetballer onderbrengt.

In het voorjaar van 2018 stond De Vrij open voor een transfer naar Inter. Het ging om een contract voor vijf seizoenen (2018-2019 t/m 2022-2023).

Bij de onderhandelingen met Inter trad SEG als zaakwaarnemer van De Vrij โ€“ en daarmee dus als diens opdrachtnemer โ€“ op.

Het eigen belang van de opdrachtnemer bij de transfer

SEG had echter daarnaast โ€“ buiten De Vrij om โ€“ ook een overeenkomst met Inter gesloten. Deze overeenkomst hield in dat SEG van Inter een beloning van โ‚ฌ 7.500.000 zou ontvangen indien De Vrij een contract voor vijf seizoenen bij Inter zou tekenen. Een zeer royale beloning: het werk dat SEG daarvoor moest verrichten, hield namelijk in de kern niet veel meer in dan betrokken zijn bij de onderhandelingen en ervoor zorgen dat De Vrij bij Inter zou tekenen. Bij zulke omvangrijke bedragen aan beloning, vraag je je soms af of de punt wel goed staat. Daarnaast bevatte die overeenkomst nog een afspraak, namelijk dat SEG een extra beloning van โ‚ฌ 2.000.000 van Inter zou ontvangen indien SEG ervoor zou zorgen dat het salaris dat De Vrij over vijf seizoenen van Inter zou ontvangen, in totaal niet hoger dan โ‚ฌ 50.000.000 zou zijn.

SEG is daarin geslaagd (en had dus recht op die extra โ‚ฌ 2.000.000): Inter heeft met De Vrij kunnen afspreken dat hij als basissalaris voor die vijf seizoenen een bedrag van in totaal โ€˜slechtsโ€™ โ‚ฌ 37.500.000 zou ontvangen.

Stefan de Vrij start gerechtelijke procedure tegen zijn voetbalmakelaar

De Vrij ontdekte later pas dat SEG de hiervoor genoemde afspraken met Inter gemaakt had. Hij was daar eerder niet over ingelicht door SEG. Dit was voor De Vrij aanleiding om een procedure tegen SEG aan te spannen: volgens hem had SEG zich aan ongeoorloofde belangenverstrengeling schuldig gemaakt. De Vrij heeft onder meer een beroep gedaan op art. 7:418 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit wetsartikel bepaalt dat een tussenpersoon die zelf ook een belang bij een tot stand te brengen overeenkomst heeft, zijn opdrachtgever daarover moet inlichten. Inmiddels hebben drie rechterlijke instanties (rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad) deze zaak beoordeeld.

SEG had volgens de rechtbank art. 7:418 BW overtreden door tegenover De Vrij te verzwijgen dat zij een extra beloning van โ‚ฌ 2.000.000 zou ontvangen indien het salaris van De Vrij niet hoger dan โ‚ฌ 50.000.000 zou uitvallen. SEG moet aan De Vrij schadevergoeding betalen en heeft geen recht op een vergoeding van de bemiddelingswerkzaamheden van De Vrij.

SEG heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Het hof heeft De Vrij โ€“ m.i. terecht โ€“ eveneens in het gelijk gesteld. SEG is het er nog steeds niet mee eens en gaat naar de Hoge Raad.

SEG voert daarbij aan dat zij in dit geval niet uit eigen beweging bij De Vrij hoefde te vertellen over haar eigen belang. SEG legt de bal (figuurlijk) bij De Vrij en voert aan dat De Vrij zelf onderzoek had moeten doen naar het belang van SEG. SEG betoogt onder meer dat de reikwijdte van een informatieplicht van SEG als de onderhavige mede afhankelijk is van de kennis waarover De Vrij beschikt en de kennis waaraan hij, naar de bemiddelaar redelijkerwijs mag verwachten, behoefte heeft. Volgens de argumentatie van SEG bij de Hoge Raad heeft De Vrij in omstandigheden als de onderhavige een onderzoeksplicht. Zij wijst op de bijzondere omstandigheden die aan de orde zijn, waardoor volgens SEG niet de verplichting had om De Vrij proactief te informeren over haar belang bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst tussen De Vrij en Inter: (i) De Vrij was zich bewust van het feit dat SEG een substantieel financieel belang had bij de totstandkoming van de overeenkomst, (ii) De Vrij was op de hoogte van onderdelen van de vergoeding die SEG van Inter zou ontvangen, en had daarover met SEG afspraken gemaakt, (iii) De Vrij heeft niet gevraagd naar de hoogte van de vergoeding die SEG zou ontvangen en (iv) De Vrij heeft geen loon betaald aan SEG.

Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad is echter duidelijk en zet de regels goed uiteen en begint door uit te leggen wat er in de wet staat. Artikel 7:418 BW luidt:

  1. Heeft (โ€ฆ) een bemiddelaar direct of indirect belang bij de totstandkoming van de rechtshandeling, dan is hij verplicht de bemiddelaar daarvan in kennis te stellen, tenzij de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat dat strijd tussen beider belangen is uitgesloten.
  2. Een bemiddelaar heeft geen recht op loon jegens een opdrachtgever ten opzichte van wie hij in strijd met het in lid 1 bepaalde handelt, onverminderd zijn gehoudenheid tot vergoeding van de dientengevolge door de opdrachtgever geleden schade. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken.

De Hoge Raad past deze regels vervolgens strikt toe en oordeelt:

โ€œIn geval van een bemiddelingsovereenkomst geldt de mededelingsplicht โ€“ behoudens de in art. 7:418 lid 1, slot, BW genoemde uitzondering โ€“ zodra de bemiddelaar direct of indirect belang heeft bij de totstandkoming van de rechtshandeling. Het is vervolgens aan de opdrachtgever om te beoordelen of zich een belangenconflict voordoet dat aan een optimale behartiging van zijn belang door de bemiddelaar zou kunnen afdoen. De mededelingsplicht geldt dus onafhankelijk van het antwoord op de vraag of het eigen belang van de bemiddelaar daadwerkelijk in strijd is met de belangen van de opdrachtgever.โ€

Het betoog van SEG (waarbij zij verwees naar de hierboven genoemde omstandigheden i. tot en met iv.) faalt volgens de Hoge Raad, omdat dit berust op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelt: โ€œOok in de omstandigheden die SEG noemt, geldt de mededelingsplicht van art. 7:418 lid 1 BW onverminderd en ligt het niet op de weg van de opdrachtgever om te onderzoeken welk eigen belang de bemiddelaar heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst. De strekking van art. 7:418 lid 1 BW is het beschermen van de opdrachtgever tegen mogelijke belangenverstrengeling en het middel daartoe is de verplichting van de opdrachtnemer om uit eigen beweging openheid van zaken te verschaffen over zijn eigen belang. Aan die strekking zou afbreuk worden gedaan door aan te nemen dat die verplichting niet, of slechts in beperkte mate geldt indien de opdrachtgever aanknopingspunten heeft om de opdrachtnemer vragen te stellen over diens eigen belang.โ€

Conclusie

De les die een opdrachtnemer in de transactiepraktijk dus uit deze uitspraak zou behoren te trekken, is dat een Opdrachtnemer altijd proactief openheid van zaken moet verschaffen aan de opdrachtgever over diens eigen belang bij een transactie. Als de opdrachtnemer dat niet doet, loopt de opdrachtnemer het risico om zijn recht op een beloning te verspelen en daarnaast ook schadevergoeding te moeten betalen.