Published on

Wanneer heeft een crediteur toegang tot de administratie van de failliet?

Op grond van art. 3:15j sub d BW kunnen schuldeisers in het geval van faillissement openlegging vorderen van de tot de boekhouding van de failliet behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, voor zover zij daarbij een rechtstreeks en voldoende belang hebben. Crediteuren kunnen dus – onder omstandigheden – van de curator inzage eisen in de boekhouding van een gefailleerde vennootschap, waarop die crediteuren vorderingen hebben.

Zo’n verzoek is toewijsbaar als de crediteur daartoe een voldoende belang heeft. Maar wat is een voldoende belang voor een crediteur? Dit artikel is regelmatig gebruikt door crediteuren om te proberen toegang te verkrijgen tot de administratie om bewijs te achterhalen voor de stelling dat de bestuurder van de gefailleerde vennootschap namens die vennootschap verplichtingen is aangegaan naar die crediteur toe in de wetenschap dat de vennootschap die verplichtingen niet kon nakomen. Dat betreft de zogeheten beklamel-norm op grond waarvan een crediteur een bestuurder van een besloten vennootschap aansprakelijk kan stellen voor de door de (gefailleerde) vennootschap onbetaald gelaten vordering van de crediteur. Bij een dergelijke poging zoekt de crediteur naar mogelijke bewijsstukken. Dat wordt ook wel een fishing-expedition genoemd.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 april 2016 duidelijkheid verschaft over dit criterium van “voldoende belang”. De Hoge Raad bepaalt dat er sprake is van voldoende belang als de schuldeiser inzage in de boekhouding van de failliet verlangt teneinde zijn rechtsbetrekking met de failliet nader vast te (doen) stellen, bijvoorbeeld met betrekking tot de hoogte, aard of inhoud van zijn vordering op de failliet. Zodoende kan de crediteur ook zijn betrekking met de boedel en/of zijn positie in het faillissement nader vaststellen. Ik meen dat daarin het vereiste voldoende belang is gelegen.

De Hoge Raad gaat verder en bepaalt ook dat geen te respecteren belang voor de crediteur is een dergelijk verzoek met het doel om een vordering tegen de bestuurder te kunnen instellen: “Indien echter inzage wordt verlangd met het oog op een mogelijk door hem in te stellen vordering tegen een derde, zoals de bestuurder van een failliete vennootschap, is geen sprake van een rechtstreeks en voldoende belang als bedoeld in art. 3:15j, aanhef en onder d BW.”

De Hoge Raad schept dus duidelijkheid. Artikel 3:15j sub d BW is niet bedoeld voor een crediteur die stukken uit de administratie van de failliete vennootschap wil met het doel om daarmee een aanspraak naar de bestuurder c.q. feitelijk beleidsbepaler te kunnen onderbouwen.