Published on

Meerwerk: een nieuw arrest van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft op 1 juli 2022 een belangrijke uitspraak gedaan over meerwerk bij aanneming van werk (ECLI:NL:HR:2022:989). Deze uitspraak kan gevolgen hebben voor al lopende discussies over meerwerk en is voor opdrachtgevers én aannemers van belang omdat de uitspraak impliceert dat een meerwerkclaim van de aannemer sneller zal worden toegewezen.

De casus

Opdrachtgever verstrekt op basis van een uitgevraagde offerte opdracht aan de aannemer tot vervaardiging van een aantal raatliggers (stalen hoofdliggers) voor EUR 9.000. Op een vraag van de aannemer of ‘verdere bewerkingen’ nodig waren, stuurde de opdrachtgever de detaillering. De aannemer stuurde vervolgens een factuur voor aanvullende werkzaamheden van ruim EUR 42.500. De opdrachtgever weigerde de factuur te betalen en er werd en procedure aangespannen door de aannemer. Daarbij stelde de aannemer dat opdrachtgever een ‘redelijke prijs’ verschuldigd was, en dat het bedrag van EUR 42.500 redelijk wás. De aannemer baseerde dit op een ander wetsartikel (art. 7:752 BW).

Wettelijke regeling

In de wet (art. 7:755 BW) staat dat een aannemer bij door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk, tijdig aan de opdrachtgever de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging moet melden, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Artikel 7:752 BW houdt in dat een redelijke prijs verschuldigd is als de prijs bij het sluiten van het contract niet is bepaald.

In de praktijk ontstaat regelmatig discussie over deze waarschuwingsplicht van de aannemer. De wet geeft daar ook aanleiding toe, met name door de zin: ‘Tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen’. Betekent dit nu dat slechts duidelijk moet zijn dat er extra kosten verschuldigd zullen worden, of moet de hoogte van die kosten inzichtelijk zijn, voordat de aannemer aanspraak kan maken op vergoeding van alle kosten van het meerwerk?  Tot nu werd daar door rechters verschillend geoordeeld: regelmatig worden claims van aannemers afgewezen wanneer niet van tevoren duidelijk en gedetailleerd is aangegeven dat, waarom en tot welk bedrag sprake is van extra kosten, maar het omgekeerde kwam ook voor.

De uitspraak

Het gerechtshof gaf in hoger beroep de aannemer gelijk: de opdrachtgever wordt veroordeeld tot betaling. De Hoge Raad is het daarmee eens. Het is niet van belang of de opdrachtgever inzicht had in de omvang van de prijsverhoging, of de meerkosten concreet zijn gemaakt door de aannemer, als de opdrachtgever de noodzaak van de prijsverhoging op zich uit zichzelf heeft moeten begrijpen. De Hoge Raad bepaalt dat de opdrachtgever, als hij op de noodzaak van een prijsverhoging is gewezen óf die zelf had moeten inzien, contact op moet nemen met de aannemer over de omvang van de prijsverhoging. De Hoge Raad bepaalt in deze uitspraak ook dat een ‘redelijke prijs’ verschuldigd is, als er geen richtprijs of concrete prijs bekend is.

Conclusie

Voor aannemers blijft het advies om, indien mogelijk, meerwerk zo concreet mogelijk te offreren, d.w.z. aan te geven wat de noodzaak van de extra te maken kosten is en wat de te verwachten omvang daarvan is. Is dat om welke reden dan ook niet gebeurd, dan moet de aannemer minstens hebben gewaarschuwd dat er extra kosten zijn, óf aantonen dat opdrachtgever dat had moeten begrijpen. Is het een of het ander gebeurd dan wel aangetoond, dan ligt de bal bij de opdrachtgever: die is een redelijke prijs verschuldigd als hij geen verdere navraag doet naar de omvang van de kosten en het meerwerk laat uitvoeren.

Ook bij de contractvorming is het al zaak een goede regeling over meerwerk op te nemen in de overeenkomst. Daarnaast blijft duidelijke communicatie tijdens de uitvoering essentieel. Voor die gevallen waarin dat niet is gelukt, geeft deze uitspraak een duidelijk richtsnoer in geschillen over meerwerk.