Recent schreven Martin Buitelaar and Esther Grootscholten een blog over de rechtspositie van Nederlandse professionele partijen tijdens de coronacrisis. Maar hoe zit dit als er sprake is van een buitenlandse contractspartij? Is het coronavirus dan een omstandigheid op grond waarvan een partij niet hoeft over te gaan tot nakoming van de gemaakte afspraken? Kan beroep worden gedaan op overmacht zoals volgt uit artikel 79 van het Weens Koopverdrag? Martin Buitelaar and Marie-Chantal Beliën-van Oss geven antwoord.
Het Weens Koopverdrag (WKV) is kort gezegd van toepassing als er sprake is van koop en verkoop van roerende zaken tussen professionele partijen (niet-consumenten) die in verschillende verdragslanden gevestigd zijn. Het verdrag is door meer dan 85 landen (waaronder Nederland, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten, China en Japan) bekrachtigd en is dus vaak van toepassing.
De toepasselijkheid van het verdrag kan geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten. Dit moet uitdrukkelijk gebeuren in bijvoorbeeld de koopovereenkomst of in de algemene voorwaarden. Contractuele uitsluiting van het Weens Koopverdrag komt vaak voor.
Stel dat een Nederlands bedrijf rozen aan een Frans bedrijf verkoopt. Zij komen niet overeen dat het Weens Koopverdrag niet van toepassing is. Beide landen zijn verdragsstaten. Het Weens Koopverdrag is dan dus automatisch van toepassing op de overeenkomst.
Het Weens Koopverdrag is voor een groot deel verkopers-vriendelijk. Het bevat onder meer regels over kwaliteit, betaling, aflevering en non-conformiteit, nakoming, ontbinding, schadevergoeding en overmacht.
Voor wat betreft een tekortkoming in de nakoming geldt dat op grond van het Weens Koopverdrag sprake moet zijn van een wezenlijke tekortkoming (art. 25 WKV). Dit houdt kort gezegd in dat de koper in fundamentele zin niet heeft ontvangen wat hij mocht verwachten. In het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt gesproken over iedere tekortkoming (art. 6:74 BW). Het Weens Koopverdrag is in dit geval gunstig voor de verkoper aangezien een ontbinding van de koopovereenkomst alleen mogelijk is bij een wezenlijke tekortkoming.
Op grond van het Burgerlijk Wetboek is ontbinding van de overeenkomst of het vorderen van schadevergoeding pas mogelijk wanneer de wederpartij in gebreke is gesteld. Op grond van het Weens Koopverdrag kan de overeenkomst echter meteen ontbonden worden wanneer er sprake is van een wezenlijke tekortkoming. Het sturen van een ingebrekestelling is hier niet noodzakelijk. Bovendien kent het Weens Koopverdrag een maximale klachttermijn van twee jaar als een geleverd product niet voldoet aan de overeenkomst. Deze termijn geeft de verkoper de zekerheid dat hij slechts tot twee jaar na levering kan worden aangesproken.
Artikel 74 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat schadevergoeding wegens een tekortkoming van een partij bestaat uit een bedrag gelijk aan de schade, met inbegrip van de gederfde winst, die door de andere partij als gevolg van de tekortkoming wordt geleden. Die schadevergoeding mag echter niet hoger zijn dan de schade die de partij, die in de nakoming is tekortgeschoten, bij het sluiten van de overeenkomst voorzag of had behoren te voorzien als mogelijk gevolg van de tekortkoming, gegeven de feiten die zij kende of die zij had behoren te kennen.
Het Weens Koopverdrag biedt de mogelijkheid om door middel van een beroep op overmacht, zoals volgt uit artikel 79, verweer te voeren tegen een vordering tot vergoeding van schade. Artikel 79 lid 1 van het Weens Koopverdrag luidt als volgt:
“Een partij is niet aansprakelijk voor een tekortkoming in de nakoming van een van haar verplichtingen, indien zij aantoont dat de tekortkoming werd veroorzaakt door een verhindering die buiten haar macht lag en dat van haar redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat zij bij het sluiten van de overeenkomst met die verhindering rekening zou hebben gehouden of dat zij deze of de gevolgen ervan zou hebben vermeden of te boven zou zijn gekomen.”
Artikel 79 van het Weens Koopverdrag biedt een schuldenaar onder omstandigheden een overmacht-verweer tegen de vordering tot schadevergoeding. De verhindering dient op te komen buiten de macht van de schuldenaar. Verder is de schuldenaar verantwoordelijk voor het beschikken over voldoende financiële middelen om de overeenkomst uit te voeren, behoudens het geval dat zich na het sluiten van de overeenkomst een onvoorzienbare omstandigheid buiten zijn macht voordoet die hem zijn middelen ontneemt.
De verkoper draagt in het algemeen het risico van het tijdig verkrijgen van de te leveren zaken van zijn toeleveranciers. Uitzondering op deze regel is de omstandigheid dat de te leveren zaken in het geheel niet meer op de markt aanwezig zijn. Dit kan bijvoorbeeld door een misoogst of door overheidsmaatregelen (zoals een boycot).
Maatregelen van overheidswege vallen doorgaans buiten de macht van de schuldenaar. Toch zal ook in dat geval van de schuldenaar verwacht mogen worden dat hij deze maatregelen zoveel mogelijk vermijdt. Het niet kunnen verkrijgen van een exportvergunning zal tot een verhindering buiten de macht van de schuldenaar leiden (tenzij uit de overeenkomst voortvloeit dat de schuldenaar voor het verkrijgen van de vergunning in stond).
Redelijkerwijs is niet van de schuldenaar te verwachten dat deze met de oorzaak rekening hield. De oorzaak van de verhindering moet zodanig onvoorzienbaar zijn dat de schuldenaar objectief gezien bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening met de verhindering hoefde te houden.
Zelfs als een verhindering wordt aangemerkt als onvoorzienbaar, dan nog kan de schuldenaar zich niet op overmacht beroepen als hij niets heeft gedaan om deze verhindering te vermijden. Van de schuldenaar wordt verwacht dat, als zich onvoorziene risico’s voordoen, hij zoekt naar mogelijke alternatieven om alsnog de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen.
Op de schuldenaar die wordt geconfronteerd met een verhindering buiten zijn macht waardoor hij tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen, rust de plicht de schuldeiser in kennis te stellen van de verhindering en de gevolgen ervan. Deze mededeling moet binnen een zo kort mogelijke periode plaatsvinden. Overschrijding van de redelijke termijn leidt tot aansprakelijkheid voor schade, maar uitsluitend voor zover deze het gevolg is van het niet tijdig ontvangen van de melding.
Het beroep op overmacht in het Weens Koopverdrag heeft uitsluitend betrekking op de vordering tot schadevergoeding. Andere rechtsmiddelen blijven in beginsel beschikbaar, met inbegrip van nakoming (voor zover nog mogelijk, of in geval van tijdelijke verhinderingen) en ontbinding.
De internationale rechtspraak is casuïstisch en rechters hebben een ruime discretionaire bevoegdheid bij het al dan niet toekennen van een overmacht-verweer. Uit de rechtspraak volgt dat een beroep op overmacht slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt aanvaard.
Het Burgerlijk Wetboek kent de schuldenaar onder omstandigheden ook een beroep toe op overmacht. Hiervoor is vereist dat de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend (art. 6:75 BW). Dit is een andere benadering dan die gekozen in het Weens Koopverdrag, dat aanknoopt bij het criterium ‘buiten de macht van’ de schuldenaar. In de praktijk kunnen zich omstandigheden voordoen die wel aan een schuldenaar kunnen worden toegerekend, maar waarvan niet zeker is of die ook binnen de macht van de schuldenaar liggen.
Onder het Weens Koopverdrag wordt een beroep op overmacht niet snel aangenomen. Dit gebeurt alleen in zeer uitzonderlijke gevallen. Een geslaagd beroep op overmacht voorkomt dat een partij gehouden is tot het voldoen van schadevergoeding in geval van niet-nakoming van een overeenkomst. Een beroep op overmacht kan alleen slagen als het feit dat niet wordt nagekomen buiten de macht ligt van degene die een beroep doet op overmacht. Het komt zelden voor dat een rechter oordeelt dat dit het geval is omdat er vaak alternatieve manieren bestaan om de gemaakte afspraken alsnog na te komen.
Maatregelen van overheidswege vallen in de regel wél buiten de macht van de schuldenaar. Voorbeelden van situaties waarin een beroep op overmacht wellicht wel kan slagen is als een dienstverlener geconfronteerd wordt met overheidsmaatregelen, waarbij gedacht kan worden aan de gevolgen van een inreisverbod/import- exportverbod. Hoewel de wereldwijde uitbraak van het coronavirus COVID-19 en de wijze waarop hierop wordt gereageerd de mogelijkheid tot nakoming van een internationale overeenkomst enorm kan compliceren, moet nog steeds eerst bekeken worden of er op andere wijze alsnog nagekomen kan worden.
Wij wensen u succes om de huidige bijzondere omstandigheden het hoofd te bieden. Heeft u vragen over uw rechtspositie met betrekking tot het coronavirus? Neem dan contact op met Martin Buitelaar.
Den Haag branch
Laan van Nieuw Oost-Indië 25A
2593 BJ Den Haag
Postbox 80504
2508 GM Den Haag
Phone: 088 - 336 88 00
Delft branch
Poortweg 4 (entrance)
2612 PA Delft
Postbox 80504
2508 GM Den Haag
Phone: 088 - 336 88 00
Naaldwijk branch
Tiendweg 14
2671 SB Naaldwijk
Postbox 399
2670 AK Naaldwijk
Phone: 088 - 336 88 00