Published on

De Warmtewet 2.0: een stap voorwaarts, of juist niet?

In de Klimaatwet is vastgelegd dat er substantieel minder CO2 moet worden uitgestoten: tot wel 95% minder in 2050 ten opzichte van 1990. Een goed streven! Het Klimaatakkoord vertaalt dit in een hoge ambitie in duurzaamheid. Warmte speelt hierin een belangrijke rol: veel van de warmte die wij gebruiken komt van “fossiele” bronnen. Het doel is de warmtevoorziening naar volledig CO2-neutraal te brengen en (dus) veel minder afhankelijk van fossiele brandstoffen te maken. Dat vraagt om aanpassingen, niet alleen technisch en economisch, maar ook vanuit juridisch perspectief.

Bekend fenomeen is dat de regelgeving de snelle ontwikkelingen moeilijk kan volgen. Het lijkt erop dat de nieuwe Warmtewet (of eigenlijk: de Wet houdende regels omtrent productie, transport en levering van warmte, “Wet collectieve warmtevoorziening”) hier een voorbeeld van is. Of niet? In deze blog leest u meer over dit wetsvoorstel, dat recent ter consultatie werd voorgelegd en inmiddels uitvoerig van opmerkingen is voorzien. Voor het gemak hanteren we de term “Warmtewet 2.0”, als wij naar het wetsvoorstel verwijzen.

Uitgangspunt van het concept van de Warmtewet 2.0

Reeds eind 2019 heeft de Minister van Economische Zaken uiteengezet wat de uitgangspunten van de Warmtewet 2.0 zijn:

  • De gemeente bepaalt, binnen heldere landelijke kaders en met ondersteuning vanuit het Rijk, voor welk gebied (de zogenaamde warmtekavel) een warmtebedrijf wordt aangewezen.
  • Het warmtebedrijf heeft de wettelijke taak om een collectief warmtesysteem binnen een warmtekavel tegen zo efficiënt mogelijke kosten met een duurzame en betrouwbare kwaliteit te realiseren. Het warmtebedrijf wordt daarbij integraal verantwoordelijk voor de gehele warmteketen, van productie en distributie tot levering.
  • Er wordt de mogelijkheid gecreëerd om vanuit het Rijk een warmtetransportbeheerder aan te wijzen, voor uitzonderlijke situaties dat de regierol van gemeenten niet toereikend zal zijn om tot besluiten te komen over de gecoördineerde inzet van grootschalige warmtebronnen in een bepaalde regio.

Vervolgens is het voorstel van wet ter consultatie voorgelegd. Dit wetsvoorstel is een complex geheel, waaruit belangrijke aandachtspunten naar voren komen. Wij pakken er een aantal uit. Dit betreft een aantal punten die door een “Warmtecoalitie” naar voren zijn gebracht, al voor dat de consultatie echt begon, en een aantal opmerkingen van zaken die wij in de praktijk tegenkomen, waar het wetsvoorstel niet echt (of echt niet) goed in voorziet.

Warmtecoalitie

De Warmtecoalitie – die bestaat uit 39 partijen en die de volle breedte van de maatschappij van private partijen, netwerkbedrijven, woningcorporaties, warmte-coöperaties, milieu partijen, tot consumentenorganisaties en bewonersverenigingen vertegenwoordigd – heeft al voordat het wetsvoorstel ter internetconsultatie werd gepubliceerd inzage gekregen en als reactie een warmtemanifest geschreven. Hierin roept zij de politiek op om niet te kiezen voor een ‘one size fits all model’ van integrale warmtebedrijven. Volgens de Warmtecoalitie moet juist diversiteit op de warmtemarkt mogelijk worden gemaakt. Om dat te bewerkstelligen moet het wetsvoorstel volgens de Warmtecoalitie aan de onderstaande drie voorwaarden voldoen.

Betaalbaarheid

Volgens de Warmtecoalitie zorgt het aanwijzen van één warmtebedrijf dat voor een langdurige termijn integraal verantwoordelijk is voor de hele warmteketen (dus van realisatie warmtenet tot aan levering warmte aan afnemer) voor een gebrek aan stimulerende concurrentie. Hierdoor worden de kansen om de kosten voor bewoners te verlagen niet benut, terwijl juist het aanbieden van betaalbare en duurzame alternatieven voor aardgas essentieel zijn voor het realiseren van de ambities uit het Klimaatakkoord. Concurrentie op de markt kan juist worden versterkt door verschillende modellen toe te staan. Voor elke specifieke lokale situatie kan via een transparante procedure de beste partij voor de beste warmteoplossing worden gevonden. Dat hoeft niet persé een integraal warmtebedrijf te zijn.

Stimuleer duurzame innovatie en warmte-coöperaties

Volgens de Warmtecoalitie zal het huidige wetsontwerp ervoor zorgen dat coöperatieve en innovatieve initiatieven worden gehinderd. Daarnaast moet het vanuit het belang van bewoners tevens mogelijk zijn om in de toekomst een andere aanbieder van warmte toe te staan op hetzelfde warmtenet. Daarvoor moet het warmtenet voldoende ‘open’ zijn of kunnen worden, waardoor allerlei warmtebronnen op hetzelfde warmtenet kunnen worden aangesloten.

Benut de publieke netwerkbedrijven

In het huidige wetsvoorstel lijkt er geen rol te zijn weggelegd voor publieke netwerkbedrijven, aangezien volgens de Minister – anders dan bij elektriciteit en gas – een landelijk dekkend warmtenetwerk niet mogelijk is. Volgens de Warmtecoalitie zullen bij de uitrol van nieuwe warmtenetten de publieke netwerkbedrijven goed van pas kunnen komen, omdat het aanleggen en beheren van warmte-infrastructuren goed aansluit bij hun kennis en ervaring. Het zou voor de netwerkbedrijven dus mogelijk moeten blijven om te investeren in de aanleg en beheer van de infrastructuur voor warmte.

Hoewel uit het voorgaande manifest de achtergrond van de betrokken partijen blijkt, is de strekking helder: is het wel een goed idee om één partij voor een warmtekavel aan te wijzen? Juist omdat de ontwikkelingen zo snel gaan, moet er een grote stimulans zijn om te vernieuwen, efficiënter te worden en te vergroenen. Dat er voorzien gaat worden in mogelijkheden om een exploitant van de warmtekavel af te halen, helpt weinig: wij zijn eerder voorstander om te stimuleren iets goed te doen, dan te straffen als je het niet goed doet.

Tuinbouwsector en andere grootschalige warmtegebruikers

Vanuit de wettelijke context: de Warmtewet 2.0 voorziet in warmtekavels, en alleen de aangewezen partij mag in dat gebied warmte transporteren en leveren. Wij zien in de praktijk dat warmte niet één product is met veel verschillende aspecten (vraag, temperatuur, leveringszekerheid, warmtenet: kunnen allemaal verschillen). Een groot aantal ondernemers in de tuinbouwsector is al druk met geothermie, en het aanleggen van collectieve systemen. Daarmee wordt een sterke verduurzaming bereikt. Niet alleen productie, maar ook distributieleidingen en eigendom worden regelmatig collectief vastgelegd. Daarbij gelden andere vraagstukken en eisen dan voor consumenten (waar betaalbaarheid en leveringszekerheid het belangrijkste zijn). De bestaande systemen in deze energie-intensieve sectoren, zouden in de warmtekavels moeten worden ingevoegd. Hoe krijg je een systeem met grote ondernemingen (industrie, tuinbouw e.a.) samen met consumenten in één model? Het kan – wat ons betreft – niet de bedoeling zijn dat bestaande, goed functionerende systemen, die bovendien voldoen aan hetgeen de Warmtewet 2.0 als doel heeft, juist belemmerd worden door die nieuwe Warmtewet 2.0.

Hoe treedt een nieuwe innovatieve speler toe tot de warmtemarkt?

Bij het aanwijzen van warmtekavels zal op verschillende manieren naar de aanbieders van systemen gekeken kunnen worden. Hoe logisch is het dat gekozen wordt voor de grote, betrouwbare, energie-partijen? En niet voor de partij die wellicht goedkoper kan leveren, maar nog geen lang trackrecord heeft? En hoe gaat die selectie in zijn werk? De Warmtewet 2.0 geeft aan dat er een “transparante en non-discriminatoire aanwijzingsprocedure” zal worden gevolgd bij de selectie. Maar hoe zorg je ervoor dat innovatie een kans krijgt, en dat startende bedrijven het mogelijk wordt gemaakt om in te schrijven op (grote) warmtekavels?