Op 31 december 2024 heeft de rechtbank Amsterdam (uitspraak nog niet gepubliceerd) geweigerd om een (WHOA) schuldeisersakkoord te homologeren. Het verzoek tot homologatie werd onder meer afgewezen vanwege het feit dat het akkoord erin voorzag dat de schuldenaar de financiering van de Rabobank (met een aangepast aflossingsschema) volledig zou aflossen. Volgens de verzoeker werd dit gerechtvaardigd door het feit dat de vordering van Rabobank volledig was gedekt door zekerheden. Aan de Rabobank waren naast pandrechten ook borgtochten verstrekt, waarop zij haar volledige vordering kon verhalen.
De rechtbank is van oordeel dat er een verschil gemaakt moet worden tussen (zakelijke) zekerheden in de vorm van pand- en hypotheek en persoonlijke zekerheden als borgtocht. Naar de letter van de wet (art. 374 lid 3 Fw) heeft de rechtbank gelijk. Dit artikel bepaalt immers dat schuldeisers met een voorrang die voortvloeit uit pand of hypotheek alleen voor het deel van hun vordering waarvoor de voorrang geldt in één of meer klassen van schuldeisers met een dergelijk voorrang worden ingedeeld. Volgens de rechtbank volgt hieruit dat de Rabobank voor het deel van de vordering dat niet gedekt is door pandrecht in een andere klasse moet worden ingedeeld. De vordering van de bank moet dus gesplitst worden. Het feit dat Rabobank voor dat deel van de vordering wel een beroep op een borgtocht zou kunnen doen, doet daar niet aan af. Dat heeft in dit soort gevallen een aantal gevolgen.
Vrijwillig instemmen met (gedeeltelijke) kwijtschelding komt neer afstand van (een deel van) de vordering. Afstand van een vorderingsrecht gaat gepaard met het verlies van de nevenrechten zoals de borgtocht. Als de bank vrijwillig instemt met een kwijtschelding kan zij voor het kwijtgescholden bedrag geen aanspraak meer maken op de borg. Dat betekent dat de bank er verstandig aan doet om niet vrijwillig in te stemmen met kwijtschelding, tenzij de borg bevestigt dat dit geen gevolgen heeft voor de borgtocht.
Een borg die wordt aangesproken kan in beginsel regres nemen op de hoofdschuldenaar. Dat is echter niet het geval als het akkoord door de rechtbank wordt gehomologeerd (art. 370 lid 2 Fw). Als alle schuldeisers met het akkoord instemmen, is homologatie echter niet nodig. Om te voorkomen dat een borg daarna regres kan nemen, moet daarom zekerheidshalve ook de borg betrokken worden bij een onderhands akkoord.
In dit geval lijkt de keuze om de bank in het akkoord te betrekken, verkeerd te hebben uitgepakt. Het betrekken van de gesecureerde schuldeiser als de bank in een akkoord is een complexe aangelegenheid, zeker als aan de bank borgtochten of garanties zijn verleend. Er moet dus goed nagedacht worden over de vraag of, en zo ja, hoe de vordering van bank in het akkoord wordt meegenomen.
De inhoud van dit blog is algemeen van aard en er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Indien u het (nog niet gepubliceerde) vonnis wilt ontvangen of concrete vragen hebt of advies wenst, kunt u vrijblijvend telefonisch of per e-mail contact opnemen met Bruno Tideman (bruno.tideman@cees.nl) of een van onze andere specialisten op het gebied van het insolventierecht.
Vestiging Den Haag
Laan van Nieuw Oost-Indië 25A
2593 BJ Den Haag
Postbus 80504
2508 GM Den Haag
Tel: 088 - 336 88 00
Vestiging Naaldwijk
Tiendweg 14
2671 SB Naaldwijk
Postbus 399
2670 AK Naaldwijk
Tel: 088 - 336 88 00