Gepubliceerd op

Moet woon-werkreistijd vergoed worden?

Wanneer wordt reistijd als arbeidstijd gekwalificeerd? En wat betekent dit voor het loon? Deze vragen hebben tot veel onduidelijkheid geleid in diverse rechtspraken. Benieuwd hoe dit zit? U leest het in deze blog.
Het criterium op grond waarvan wordt bepaald of reistijd tot de arbeidstijd moet worden gerekend is het aanwezig zijn van een gezagsrelatie tussen werkgever en werknemer. Werk-werkverkeer wordt altijd onder gezag van de werkgever uitgevoerd en wordt hierdoor tot de arbeidstijd gerekend.
Bij woon-werkverkeer ontbreekt meestal een gezagsrelatie tussen de werkgever en de werknemer. Als hoofdregel geldt dat daarom dat de woon- werkreistijd van een werknemer niet als arbeidstijd telt. Deze hoofdregel gaat echter niet altijd op. Met name in de situaties waarbij de werknemer geen vaste standplaats heeft kan er onduidelijkheid bestaan. De vraag is dan of de reistijd vanuit huis naar het (eerste) werkadres van de dag al dan niet tot arbeidstijd moet worden gerekend.
In 2015 heeft het Hof van Justitie (HvJ) zich over deze kwestie gebogen in het zogenaamde Tyco-arrest. Het Hof overwoog daarin dat de woon-werkreistijd van ambulante monteurs aangemerkt moet worden als arbeidstijd in de zin van de Arbeidstijdenrichtlijn.

Voorbeelden wel arbeidstijd:

  • Een werknemer die vanuit zijn huisadres door zijn werkgever op pad wordt gestuurd om op verschillende plaatsen arbeid te verrichten, bijvoorbeeld een vertegenwoordiger, zal de reis van het woonhuis naar de eerste werkplek onder gezag van de werkgever uitvoeren en dus arbeid verrichten.
  • Voor een servicemonteur die vanuit huis met de servicewagen naar diverse klanten gaat begint de arbeidstijd op het moment dat hij in de auto stapt.
  • Voor een chauffeur van een bedrijfsbusje, die meerdere collega’s moet ophalen om gezamenlijk naar het werk te rijden, is de reistijd arbeidstijd. Het vervoer van de collega’s vindt plaats in opdracht van de werkgever. Voor de meerijders kan het arbeidstijd zijn, bijvoorbeeld als de meerijders door de werkgever worden verplicht om met het busje mee te rijden, omdat zij dan vanaf dat moment ter beschikking staan van de werkgever.

Voorbeelden géén arbeidstijd:

  • Van een winkelbediende die een aantal dagen in filiaal X werkt en een aantal dagen in filiaal Y zal het woon-werkverkeer niet onder gezag van de werkgever vallen. De reistijd wordt niet als arbeidstijd gerekend.
  • Voor een servicemonteur die naar het bedrijf moet komen om daar zijn servicewagen op te halen is de reis van huis naar werk woon-werkverkeer.
Voor werknemers die ver van hun arbeidsplaats wonen en het woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk tijdens de diensttijd mogen verrichten, geldt dat het woon-werkverkeer tijdens de diensttijd niet zonder meer arbeidstijd in de zin van de Arbeidstijdenwet is (ook al wordt dat door de werkgever wel betaald en bij de contractuele arbeidsduur gerekend). Het gezagscriterium is ook hier leidend.

Moet de woon-werkreistijd ook betaald worden?

De kwalificatie dat de woon- werkreistijd van bepaalde werknemers vanuit huis naar een klant moet worden aangemerkt als arbeidstijd leidt er echter niet zonder meer toe dat de werkgever ook loon is verschuldigd over voornoemde reistijd, aldus het HvJ.
Het HvJ heeft expliciet overwogen dat de wijze van beloning van de als arbeidstijd gekwalificeerde reistijd niet is geregeld in Richtlijn 2003/88/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd. Deze Richtlijn heeft tot doel heeft bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers.
In de Nederlandse wet is geen verplichting tot vergoeding van reistijd opgenomen, ook niet als de reistijd als arbeidstijd in de zin van artikel 1.7 onder k van de Arbeidstijdenwet heeft te gelden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 07-02-2017

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 7 februari 2017 een oordeel gegeven in een dergelijke kwestie. Het betrof een werknemer in dienst als buschauffeur bij Connexxion Tours. Hij woonde in Apeldoorn, waar zich ook de standplaats van Connexxion bevond. Hij werd echter van 2011 tot 2014 tijdelijk gedetacheerd naar Connexxion in Arnhem. Hij stelde zich op het standpunt dat hij aanspraak had op een reistijdvergoeding over de gehele gedetacheerde periode. Hij baseerde zijn vordering op het zogenaamde Skills-arrest (HvJ 18 januari 2001). Hij gaf aan dat uit dit arrest volgt dat zijn reistijd als arbeidstijd heeft te gelden nu in dat arrest is beslist dat de tijd die een werknemer nodig heeft om zijn niet-vaste werkplek te bereiken vanuit huis of vanuit de standplaats of vestigingsplaats van zijn werkgever wel arbeidstijd en geen rusttijd is. Hij verwees nog naar een aantal andere arresten waaronder het hiervoor genoemde Tyco-arrest. Connexxion heeft niet betwist dat uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de reistijd die een ambulante werknemer maakt om naar een eerste klant te rijden betrekkelijk snel onder de categorie arbeidstijd valt. Wel heeft Connexxion betwist dat hieruit volgt dat over die arbeidstijd ook loon verschuldigd is.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat in de rechtspraak van het HvJ weliswaar is beslist over de uitleg van het begrip reistijd als arbeidstijd maar dat daarin geen beslissingen zijn gegeven over een met reistijd gepaarde loondoorbetalingsverplichting. De wijze van beloning van als arbeidstijd gekwalificeerde reistijd is niet geregeld in de Europese richtlijn, maar wordt beheerst door bepalingen van het nationaal recht. Nu in de Nederlandse wet geen verplichting tot vergoeding van reistijd is opgenomen, ook niet als die reistijd als arbeidstijd heeft te gelden, heeft werknemer geen recht op vergoeding van de reistijd.

Conclusie

  • De reistijd vanuit huis naar de klant geldt in sommige gevallen als arbeidstijd.
  • Dit betekent dat voor deze arbeidstijd rekening moet worden gehouden met de Arbeidstijdenwet qua maximum aantal uren dat er gewerkt mag worden, pauzes en rusttijden.
  • Dat de reistijd vanaf huis naar de klant heeft te gelden als arbeidstijd betekent echter niet dat deze reistijd ook als arbeidstijd beloond moet worden. Noch uit de wet noch uit de rechtspraak kan -naar de huidige stand van zaken- een recht op vergoeding van deze reistijd worden ontleend.
  • Dit neemt niet weg dat in sommige CAO’s een specifieke voorziening is opgenomen ter zake van een vergoeding voor deze reistijd.